De synagoge in Groningen.

 

 

In het kort


Aan het begin van de 20e eeuw telt de Joodse gemeente in Groningen ongeveer 3000 leden, en besluit het bestuur van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap tot de bouw van een nieuw bedehuis ter vervanging van de synagoge uit 1756. De verantwoordelijke architect, Tjeerd Kuipers (1857-1942) krijgt in 1905-1906 de opdracht om op een beperkt stukje terrein aan de ‘Kleine Folkingestraat’ een nieuwe synagoge te bouwen. Kuipers kiest hierbij voor een gebouw in ‘Moorsche stijl’, een stijl die aansluit bij de traditie van Duitsland en Midden-Europa, waar in de 19e eeuw veel nieuw gebouwde synagogen een ‘oriëntaalse’ sfeer ademen. De bedoeling is dat de synagoge een eigen, niet aan kerken verwant karakter moet krijgen. Toch lijkt de synagoge in aanleg sterk op Kuipers overige kerken. Functioneel en ruimtelijk hebben synagogen en calvinistische kerken een belangrijk aspect gemeen: bij beiden gaat het erom zo kort mogelijke zicht- en gehoorlijnen naar het centrum van de liturgie te creëren, in geval van de calvinistische kerk de preekstoel, in het geval van de synagoge het voorleesgestoelte.

 


Glas in loodraam met Davidsster.
Glas in loodraam met Davidsster. Foto: Gouwenaar. Licentie: Creative Commons CC0 1.0 Universal Public Domain Dedication; Public Domain.

 

 

Ook past Kuipers de T-vormige opzet toe. In het schip versmalt hij de zijbeuken tot passages, waardoor de ruimte als een geheel werkt. De vrouwenzitplaatsen worden op de verdieping van de brede transeptarmen gesitueerd, en de apsis in de kopwand dient ter plaatsing van de zogenaamde ‘Heilige Arke’ [1], waar de Tora-rollen [2] worden bewaard. Kuipers past door het hele gebouw een hoefijzerboog toe, ontleend aan de Moorse bouwkunst. De kleuren olijfgroen en felrood geschilderde lagen baksteen die in het interieur zijn toegepast versterken deze architectuur.

 

De oorspronkelijke inrichting van de synagoge aan de Folkingestraat 60
De oorspronkelijke inrichting van de synagoge aan de Folkingestraat 60, Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 


Opvallend element is het aantal bonte glas-in-lood ramen, vooral de grote transeptramen. De kleine ramen op de galerijen vergroten met hun in glas-in-lood uitgevoerde architectuurperspectief het ruimtelijk effect. Het middengedeelte van de voorgevel is naar achteren geplaatst zodat er afstand met de voorliggende straat is gecreëerd. 


Na de bezettingsjaren 1940-1945 verliest de synagoge haar functie als bedehuis en heeft zij dienst gedaan als stomerij en als kerkruimte voor het Apostolische Kerkgenootschap. In 1976 wordt de Stichting Folkingestraat Synagoge opgericht met als doel het behoud en restaureren van het zwaar verwaarloosde gebouw. Tijdens de restauratie in 1980-1981 is de architectuur teruggebracht in de oorspronkelijke gedaante. De inrichting is echter niet gereconstrueerd: de Joodse gemeente zou veel te klein zijn voor de vele zitplaatsen.  Een klein deel van de synagoge wordt gebruikt als gebedsruimte, de rest van het gebouw heeft een culturele bestemming gekregen. Naast diensten vinden er tentoonstellingen, concerten en lezingen plaats, zoveel mogelijk met een Joods thema.

 

Interieur van de synagoge te Groningen met Heilige Arke, lessenaar en negenarmige kandelaar.
Interieur van de synagoge te Groningen met Heilige Arke, lessenaar en negenarmige kandelaar. Foto: oktober 1984, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 

 

Joodse gemeenschap in de stad Groningen


1580 10
1690 ca. 50
1750 ca. 100
1776 ca. 260
1798 396
1809 516
1840 1200
1869 1652
1899 2688
1930 2408
1951 225
1971 128
1998 53
Aantal Joden in Groningen en naaste omgeving.

Aan het einde van de zestiende eeuw wordt in Groningen voor het eerst gewag gemaakt van Joodse inwoners. Zij krijgen echter geen permanente vestigingsvergunning en gedurende de hele zeventiende eeuw is hun positie in de stad onzeker. Dit ondanks het feit dat zij handel mogen drijven en dat één van hen de stedelijke Bank van Lening pacht. Nog in 1691 wordt het hen verboden om samen te komen voor godsdienstoefeningen en in 1710 worden er door het stadsbestuur maatregelen genomen om de komst van joden uit het Duitse Oost-Friesland streng te beperken.


In 1711 krijgt een Jood uit Amsterdam zowel de pacht van het stedelijke pandjeshuis als het recht om binnenskamers in een gebouw aan de Poelestraat aan de religieuze verplichtingen te voldoen. Vanwege de toename van het aantal joden wordt korte tijd later een huis aan de Steenstilstraat gehuurd en als synagoge ingericht.


In de loop van de achttiende eeuw verwerven enkele joden ondanks tegenwerking en protest het lidmaatschap van het gilde van handelaars en marskramers. Ook het kramersgilde en het vleeshouwers- en knopenmakersgilde worden gedwongen hen toe te laten.
In de veertiger jaren van de achttiende eeuw ontstaat er een georganiseerde Joodse gemeente, waarvan de statuten door het stadsbestuur worden goedgekeurd. Ondanks weerstand uit christelijke kring wordt in 1756 een synagoge in gebruik genomen in de Volteringstraat, de latere Kleine Folkingestraat. Aanvankelijk heeft het gebouw geen ramen vanwege de vijandige houding van de plaatselijke bevolking. De Joodse gemeenschap woont geconcentreerd rond de synagoge.


Vanaf 1776 houden de burgemeester en de gemeenteraad van Groningen toezicht op de interne aangelegenheden van de Joodse gemeente. Aan deze feodale toestand komt in 1808 een einde.


De strijd tussen Leeuwarden en Groningen om de hegemonie in het nieuwe noordelijke consistoriale gebied wordt beslist in het voordeel van Groningen, als opperrabbijn Abraham Deen, na zijn benoeming in 1813, besluit daar te blijven wonen.


De voorgevel van de Oude Synagoge in Groningen.
De voorgevel van de Oude Synagoge (1756) in Groningen. Rijksmonumentnr. 18452. Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

De wens van het kerkbestuur om vernieuwingen door te voeren leidt in 1848 tot een scheuring in de Joodse gemeenschap. Zo ontstaat er in 1852 een ultraorthodoxe gemeente, die in 1865 een eigen synagoge in gebruik neemt aan het Zuiderdiep. In 1881 komt door hereniging van beide gemeenten een einde aan deze situatie.


Naast een kerkenraad en een kerkbestuur zijn er in Groningen talloze verenigingen en genootschappen actief op godsdienstig, cultureel, sociaal en maatschappelijk gebied. Ook zijn er zowel een zionistische- als een antizionistische beweging en diverse jeugdbewegingen.


Het Joodse onderwijs, dat vanaf de oprichting van de gemeente bestaan heeft, wordt rond 1815 drastisch vernieuwd. Na de invoering van de Wet op het Lager Onderwijs daalt het aantal leerlingen van de Joodse school gestaag. Tegen het einde van de negentiende eeuw worden er alleen nog Joodse vakken onderwezen.


De eerste Joodse begraafplaats, het Jodenkamp aan de Bloemsingel, wordt aangekocht in 1747. Voor die datum worden de doden in Leeuwarden, Appingedam of de Pekela's begraven. Tussen 1838 en 1909 is een gedeelte van de Algemene Noorderbegraafplaats buiten de voormalige Boteringepoort als Joodse begraafplaats in gebruik (begraafplaats Moesstraat). In 1909 wordt een nieuwe begraafplaats aan de Winsumerstraatweg, de huidige Iepenlaan, in gebruik genomen.


Joodse inwoners van Groningen hebben een grote invloed op zowel het economische als het universitaire leven gehad. Een groot aantal van hen is, net als in andere provinciesteden, werkzaam geweest als kleinhandelaars, winkeliers, vleeshouwers en veehandelaars. Daarnaast spelen de families Polak en Levie een belangrijke rol bij het opzetten van nieuwe grootwinkelbedrijven en takken van industrie. Izaak van Deen, zoon van de opperrabbijn wordt in 1851 als eerste Joodse hoogleraar in Nederland aan de universiteit van Groningen aangesteld. Ook de eerste vrouwelijke studente in de medicijnen, Aletta Jacobs (1854-1929), studeert in Groningen en is van Joodse afkomst.

 

Vrouwengalerijen met hoefijzerbogen vanuit een van de zijschepen. Foto: Hardscarf, 30 mei 2016.
Vrouwengalerijen met hoefijzerbogen vanuit een van de zijschepen. Foto: Hardscarf, 30 mei 2016. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 


Een van de toonaangevende schilders van de Haagse School, Jozef Israëls, wordt in Groningen geboren en groeit daar op.

In de eerste helft van de twintigste eeuw weet de Joodse gemeenschap van Groningen zich te handhaven, ondanks de trek van velen naar het westen. In 1906 wordt een nieuwe, grote synagoge aan de Folkingestraat ingewijd, een opvallend gebouw in Byzantijnse stijl met Moorse elementen. Nog in januari 1940 wordt aan de Folkingedwarsstraat een jongerensynagoge ingewijd.

Naast de zionistische en antizionistische bewegingen, die soms met elkaar op gespannen voet staan, zijn er ook Joodse padvinders-, gymnastiek- en sportverenigingen. Op cultureel gebied zijn enige toneelverenigingen actief.


Interieur met lichtgeverfde banken na de eerste restauratie (1984). Bij de restauratie van de jaren 2010 werd het oorspronkelijke donkerhouten interieur weer hersteld. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, oktober 1984. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.
Interieur met lichtgeverfde banken na de eerste restauratie (1984). Bij de restauratie van de jaren 2010 werd het oorspronkelijke donkerhouten interieur weer hersteld. Foto: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, oktober 1984. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 

In 1940 verkeert de Joodse gemeenschap van Groningen over het algemeen in bloeiende toestand, met eigen instellingen op allerlei gebied. De meeste joden behoren tot de middenstand of hebben een vrij beroep. In de dertiger jaren heeft de komst van ongeveer 250 vluchtelingen uit Duitsland voor een flinke aanwas van de Joodse gemeente gezorgd.

De anti-Joodse maatregelen die door de Duitse bezetter in het begin van de Tweede Wereldoorlog genomen worden, maken onmiddellijk slachtoffers op de scholen en de universiteit. Hoogleraren, leraren en onderwijzers worden ontslagen, studenten en leerlingen worden uitgesloten. In september 1941 zijn er een Joodse lagere school, een lyceum en een ULO-school. Ook worden in 1941 op instigatie van NSB-ers de Joodse veehandelaren uitgesloten van de Groningse veemarkt. Eind november 1941 wordt in Groningen een afdeling van de Joodse Raad gevestigd voor de hele provincie.


De deportaties beginnen in augustus 1942 met de oproep van ongeveer 600 mannen voor werkkampen en gaan door tot april 1943. Relatief weinig Groningse joden zijn ondergedoken. Wel helpt een studentencomité Joodse kinderen onder te duiken.


Na de oorlog


Na de oorlog wordt het Joodse leven hervat door de mensen die terugkeren uit de onderduik of uit de kampen. De synagoge aan de Folkingestraat is tijdens de oorlog gespaard gebleven, maar wordt in 1952 verkocht. Het gebouw dient achtereenvolgens als onderdak voor een wasserij en stomerij en als kerk en vergaderzaal voor het Apostolisch Genootschap. De in 1973 in het leven geroepen Stichting Folkingestraat Synagoge beijvert zich voor de restauratie van het gebouw, waardoor het in 1981 opnieuw, zij het gedeeltelijk, als synagoge in gebruik genomen kan worden. Daarnaast zijn er tegenwoordig in Groningen verschillende andere Joodse activiteiten, met name onder jongeren en studenten. Ook de Stichting Joods Maatschappelijk Werk en de Joodse Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zijn in Groningen vertegenwoordigd.

 

 

Stolperdrempel Folkingestraat 34 ter herinnering aan de tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoorde leden van de familie Van Gelder. In de bestrating ook een aantal enkelvoudige Stolpersteine. Foto: Gouwenaar, 3 april 2016. Licentie: Creative Commons CC0 1.0 Universal Public Domain Dedication.

Tekst: "Wij zullen jullie nooit vergeten - zie onze tranen voor alle Joden - op deze plek voor de families Van Gelder - die vervolgd werden en uit Nederland weggevoerd en vermoord zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945)

 


Ontmanteling van de synagoge


In 1942 wordt het gebouw door de bezetters gesloten en vervolgens gebruikt als opslag- en verzamelplaats voor radio's, koper en tin. De kostbare thorarollen en liturgische voorwerpen worden verborgen in de kluis van een bankgebouw in Groningen.
Slechts ongeveer tweehonderd van de 2800 Groningse joden overleven de oorlog. De Joodse gemeente ziet zich daarop in verband met de hoge stookkosten en het onderhoud genoodzaakt het gebouw in 1952 te verkopen en te verhuizen naar een nieuw en kleiner pand aan de Folkingedwarsstraat.


De nieuwe eigenaar is J.H. Brink van de chemische wasserij en ververij Astra ('ster'). Brink laat de apsis slopen en vervangen door een volière, waarvan de vogels een alarmfunctie hebben bij giftige dampen, die net als de waterdampen een verwoestend effect hebben op de muren en het interieur. Ook worden voor de wasserij leidingen door de muur getrokken en wordt een ventilator geplaatst in het ronde venster boven de ingang voor het verdrijven van de dampen. De bovenverdieping wordt geschikt gemaakt als ruimte voor de bijeenkomsten van het Apostolisch Genootschap, waarbij de eigenaar is aangesloten. Daartoe worden aan voor- en achterzijde nieuwe vloeren gelegd tussen de beide galerijen. De zijgalerijen worden aan binnenzijde dichtgemetseld omdat de Apostolische gemeente tijdens de diensten geen zicht wil hebben op de wasserij. Voor de daardoor verdwenen lichtinval in de wasserij worden daarop ramen gemaakt in het tongewelf.

 

Folkingestraat met synagoge (gezien vanaf het Gedempte Zuiderdiep)
Folkingestraat met synagoge (gezien vanaf het Gedempte Zuiderdiep). Foto: Gouwenaar, 12 juni 2008. Licentie: Public Domain.

 


Sloopplannen en restauratie


Nadat Astra in 1973 failliet gaat en de Apostolische gemeenschap een ander onderkomen heeft gevonden, komt het gebouw leeg te staan en verpaupert in de loop der tijd steeds verder. Het glas-in-loodraam aan de voorzijde wordt ingegooid en er worden honden uitgelaten in het gebouw. In het dak zijn naar verluidt gaten ontstaan van de naaldhakken van prostituees die hier vanuit het vroegere Rabinaatshuis (destijds een seksclub) uit het zicht gaan zonnebaden. De gemeente Groningen heeft plannen om de hele buurt inclusief synagoge te slopen en te vervangen door nieuwbouw. In 1975 richten bezorgde burgers onder leiding van Lenny Wolgen Salomons een stichting op om het gebouw te behouden. Zij krijgen steun van PPR-gedeputeerde Halbe Kuipers en PvdA-statenlid Joop Olman. PvdA-wethouder Jacques Wallage, die de zoon is van de leider van de Joodse gemeente in Groningen, is destijds juist voor sloop omdat er volgens hem alleen de gevolgen van de oorlog mee worden herdacht en niet de oorzaken. In een onbewaakt ogenblik zegt hij zelfs te twijfelen of twee Joodse monumenten (naast het joods monument van Wazkowsky) misschien wat te veel van het goede is. Tijdens zijn latere burgemeesterschap in de jaren 1990 betreurt Wallage overigens zijn socialistische visie van destijds. Uiteindelijk besluit de Groningse gemeenteraad met een nipte meerderheid van 1 stem eind 1976 toch om het gebouw aan te kopen en te restaureren.
In 1977 zet CRM-minister Harry van Doorn het gebouw op de monumentenlijst. Nadat de twijfelende Joodse gemeenschap is overgehaald om toch weer terug te keren en de gemeente van het CRM geld toegezegd heeft gekregen, kan de restauratie in 1979 beginnen.


Bij deze restauratie onder leiding van architecten Fred Dubbeling (exterieur) en Piet Cohen (interieur) worden alle ingrepen van Astra weer ongedaan gemaakt en wordt de absis weer herbouwd. In 1981 wordt de synagoge heringewijd door rabbijn Jacobs. Sindsdien wordt de synagoge gebruikt als 'sjoel' door de Joodse gemeente Groningen en als culturele ruimte voor concerten, exposities, rondleidingen en educatie door de Stichting Folkingestraat Synagoge.


Het gebouw, een Rijksmonument, is in 2008 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken. Het gebouw is tussen 2011 en 2012 opnieuw gerestaureerd.

 

Interieur naar achteren met op de achtergrond het tongewelf.
Interieur naar achteren met op de achtergrond het tongewelf. Foto: Hardscarf, 30 maart 2016. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 

 

Joodse begraafplaats


De Joodse begraafplaats aan de Bloemsingel wordt begin vijftiger jaren van de vorige eeuw geruimd, de stoffelijke resten worden overgebracht naar de begraafplaats Moesstraat. De Joodse begraafplaatsen worden tegenwoordig door de plaatselijke gemeente onderhouden. In 1985 wordt de begraafplaats aan de Iepenlaan opgeknapt door de Stichting Boete en Verzoening. Ook in de zomer van 1999 vindt daar een opknapbeurt plaats. Vrijwilligers van de werkgroep Kerk en Israël beginnen in juli 2001 met het herstel van grafstenen op de begraafplaats aan de Moesstraat.


Op diverse plaatsen in Groningen houden monumenten de herinnering aan de vermoorde Joodse stadgenoten levend.
De voorgevel aan westzijde is voorzien van een hoofdportaal met twee uitspringende zijportalen. Deze zijportalen hebben bordessen met forse ballustraden. De vierkante hoektorens erachter worden naar boven toe afgeschuind tot achtkanten en hebben aan bovenzijde een bolvormige koepel met open lantaarn. Het hoofdportaal heeft een puntgevel, waarin zich een kleurrijk rond glas-in-loodraam met een davidster bevindt


Exterieur


De voorgevel aan westzijde is voorzien van een hoofdportaal met twee uitspringende zijportalen. Deze zijportalen hebben bordessen met forse ballustraden. De vierkante hoektorens erachter worden naar boven toe afgeschuind tot achtkanten en hebben aan bovenzijde een bolvormige koepel met open lantaarn. Het hoofdportaal heeft een puntgevel, waarin zich een kleurrijk rond glas-in-loodraam met een davidster bevindt.


Interieur


Het gebouw is van binnen aan noord-, west- en zuidzijde door gaanderijen opgedeeld in een mannengedeelte beneden en een vrouwengalerij boven. De eigenlijke sjoel is door een hek gescheiden van de rest van de synagoge, die sinds 2003 opengesteld is als museum. De halfronde uitgebouwde apsis aan oostzijde biedt plaats aan de Heilige Arke en de bima [4]. Het interieur wordt overdekt door een houten tongewelf, dat verdeeld is in gewelfvlakken en samengesteld is uit decoratief beschilderde houten latten. Het gebouw is voorzien van veel glas-in-loodramen, waarvan de vensters in de lichtbeuk, de sleutelgatvensters boven de vrouwengalerijen en de eindgevels van het transept [5] voor de meeste lichtinval zorgen. Het interieur wordt qua kleurstelling gekenmerkt door de aanwezigheid van veel olijfgroen en helderrood geschilderde baksteen, Friese majolicategels in de lambrisering en Griekse ornamenten.

 

 

Hoefijzerbogen boven de oostelijke vrouwengalerij met een blik op de benedenverdiieping.
Hoefijzerbogen boven de oostelijke vrouwengalerij met een blik op de benedenverdiieping. Foto: Hardscarf, 30 mei 2016. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 International license.

 

 

Noten en bronnen:


1. De Heilige Arke. De aron hakodesj of aron ha-kodesj (Hebreeuws: אָרוֹן הָקׄדֶש, "heilige ark"), ook wel kortweg aron of Heilige Arke genoemd, is de kast of nis in een synagoge (sjoel) waarin de vijf Thorarollen bewaard worden. De aron hakodesj bevindt zich tegen of in de muur van de synagoge die zich het dichtst bij Jeruzalem bevindt, in de praktijk meestal de oostelijke muur. Soms wordt uit praktische overwegingen de kast tegen een andere muur gezet. De gemeente bidt in de richting van de aron hakodesj, dat wil zeggen symbolisch richting Jeruzalem, tenzij deze zich niet in de richting van Jeruzalem bevindt. In dat geval draait men zich naar Jeruzalem, niet naar de aron hakodesj, om te bidden.
2. Tora-rollen. De Thora, ook gespeld als Tora of Torah (Hebreeuws: תּוֹרָה), zijn de eerste vijf boeken van de Tenach (Hebreeuwse Bijbel), die de grondslag van het joodse geloof vormen en daarmee als de voornaamste heilige boeken van deze monotheïstische godsdienst gelden. De vijf boeken van de Thora zijn: Bereesjiet (Genesis), Sjemot (Exodus), Wajikra (Leviticus), Bemidbar (Numeri), Dewariem (Deuteronomium).Met de term wordt ook wel de joodse godsdienstige literatuur als geheel aangeduid.
4. Bima. De bima of biema (Hebreeuws: בימה, spreekgestoelte, en dat weer komt van het Griekse woord βῆμα, stapsteen, opstapje) of almemmer (Nederlands-Jiddisch) is de verhoogde plaats met lessenaar in een synagoge waar onder meer de Thora, de eerste vijf boeken van de Tenach worden voorgelezen. Op de bima wordt door de ba'al koree uit de Thora gelezen en een gedeelte van de dienst door de chazan geleid. De chazan is de voorzanger die de dienst leidt en soms ook uit de Thora voorleest.
5. Transept. Het transept (van het Frans tranche = snede en het Latijn saepta = omheining), kruisarm, kruisbeuk, dwarsbeuk of dwarsschip is oorspronkelijk een onderdeel van een romaanse of gotische kathedraal, maar komt ook bij latere bouwstijlen voor. Door de transept krijgt het gebouw de vorm van een kruis.
6. Gelder, J. van (2006), Het Huis van Gronings Israël: de synagoge en haar gemeente, 1906-2006. Westervoort: Van Gruting. ISBN 9075879334. 175 p.
7. Deelen, A. van [1975], Er staat nog een sjoel in de Folkingestraat. Stichting Folkingestraat 8.Synagoge. Groningen: Holmsterland. 39 p.
9. Nederlands-Israëlitische Gemeente Groningen
10. SOGK, Stichting Ouden Groninger Kerken
11. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
12. Synagoge Groningen.nl

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.
Hoogeveen, 5 mei 2020.
Samenstelling: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top